Les 51

Inleiding

Vanaf vandaag zullen we een serie herhalingsoefeningen doen. Elk daarvan bevat vijf van de reeds geïntroduceerde ideeën, te beginnen met het eerste en eindigend met het vijftigste. Na ieder idee volgt een korte toelichting, die je bij de herhaling in overweging moet nemen. De oefeningen horen in de daarvoor bestemde perioden als volgt te worden gedaan:

Begin de dag met het lezen van de vijf ideeën plus de toelichting. Daarna hoef je geen bepaalde volgorde aan te houden bij het overdenken daarvan, maar je moet wel met elk idee tenminste één keer oefenen. Gebruik voor elke oefenperiode ruim twee minuten, waarin je over het idee en de bijbehorende toelichting nadenkt, nadat je die overgelezen hebt. Doe dit vandaag zo vaak mogelijk. Als één van de vijf ideeën je meer aanspreekt dan de andere, concentreer je dan daarop. Maar zorg er aan het eind van de dag voor dat je ze allemaal nog eens herhaalt.

Het is niet noodzakelijk om in de oefenperioden de toelichting na elk idee woordelijk of grondig te repeteren. Probeer liever de nadruk te leggen op de kern ervan en denk erover na als onderdeel van je herhaling van het idee waarop het betrekking heeft. Nadat je het idee en de bijbehorende toelichting gelezen hebt, moet je de oefening met gesloten ogen doen, liefst wanneer je op een rustige plek alleen bent.

Dit geldt vooral voor de oefenperioden in het leerstadium waarin jij nu verkeert. Je zult echter moeten leren geen speciale omstandigheden meer nodig te hebben om toe te kunnen passen wat je hebt geleerd. Je zult het geleerde eerder nodig hebben in situaties die jouw vrede lijken te verstoren, dan in situaties die al vredig en rustig lijken. Wat je leert heeft tot doel jou in staat te stellen de rust met je mee te dragen en verdriet en verwarring te genezen. Dit doe je niet door die te ontvluchten en een afgezonderd toevluchtsoord voor jezelf te zoeken.

Je zult hoe dan ook leren dat vrede deel van jou is en slechts van je vraagt dat je elke situatie waarin je je bevindt, omhelst. En uiteindelijk zul je leren dat er geen grens is aan waar jij bent, zodat jouw vrede overal is, net als jij.

Je zult merken dat in het kader van de herhaling sommige ideeën niet helemaal in hun oorspronkelijke vorm worden aangeboden. Gebruik ze zoals ze hier gegeven zijn. Het is niet nodig om terug te gaan naar de oorspronkelijke formulering of de ideeën toe te passen zoals toen werd voorgesteld. We leggen nu de nadruk op de verbanden tussen de eerste vijftig ideeën die we behandeld hebben en op de samenhang van het denksysteem waarheen ze jou leiden.

De herhaling voor vandaag omvat de volgende ideeën:

(1) Niets wat ik zie betekent iets.

Dit is zo omdat ik niets zie, en niets heeft geen betekenis. Het is noodzakelijk dat ik dit inzie, opdat ik kan leren zien. Wat ik nu denk te zien, neemt de plaats in van visie. Ik moet het loslaten door te beseffen dat het geen betekenis heeft, zodat visie daarvoor in de plaats kan komen.

(2) Ik heb alles wat ik zie alle betekenis gegeven die het voor mij heeft.

Ik heb alles waar ik naar kijk beoordeeld en dat, en dat alleen, is wat ik zie. Dat is geen visie. Het is slechts een illusie van de werkelijkheid, omdat mijn oordelen volkomen los van de werkelijkheid zijn gevormd. Omdat ik wil zien, ben ik bereid te erkennen dat mijn oordelen alle geldigheid missen. Mijn oordelen hebben mij geschaad, en aan hun leiband wil ik niet zien.

(3) Ik begrijp niets wat ik zie.

Hoe zou ik kunnen begrijpen wat ik zie, wanneer ik dat verkeerd beoordeeld heb? Wat ik zie is de projectie van mijn eigen denkfouten. Ik begrijp niet wat ik zie, omdat het onbegrijpelijk is. Het heeft geen zin om te proberen het te begrijpen. Maar er is alle reden om het los te laten en ruimte te maken voor wat wel kan worden gezien, begrepen en bemind. Wat ik nu zie, kan ik hiervoor inruilen eenvoudig door daartoe bereid te zijn. Is dit geen betere keuze dan die welke ik eerder maakte?

(4) Deze gedachten betekenen niets.

De gedachten waarvan ik mij bewust ben, betekenen niets omdat ik probeer te denken zonder God. Wat ik ‘mijn’ gedachten noem, zijn niet mijn werkelijke gedachten. Mijn werkelijke gedachten zijn de gedachten die ik denk met God. Ik ben ze me niet bewust, omdat ik mijn gedachten hun plaats heb laten innemen. Ik ben bereid te erkennen dat mijn gedachten niets betekenen en bereid ze los te laten. Ik besluit ze te laten vervangen door wat zíj vervangen wilden. Mijn gedachten zijn zonder betekenis, maar heel de schepping is aanwezig in de gedachten die ik denk met God.

(5) Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk.

Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk omdat ik voortdurend mijn gedachten probeer te rechtvaardigen. Voortdurend probeer ik ze waar te maken. Ik maak alles tot vijand, zodat mijn kwaadheid gerechtvaardigd is en mijn aanvallen gewettigd zijn. Ik besefte niet hoezeer ik alles wat ik zie heb misbruikt door het deze rol te verlenen. Ik deed dit om een denksysteem te verdedigen dat mij heeft geschaad, en dat ik niet langer wil. Ik ben bereid het los te laten.