Les 109

Ik rust in God.

We vragen om rust vandaag, en een kalmte ongeschokt door wereldse verschijnselen. We vragen om vrede en stilheid, te midden van alle beroering, ontstaan uit botsende dromen. We vragen om veiligheid en geluk, hoewel we naar gevaar en ellende schijnen te kijken. En we bezitten de gedachte die ons vragen beantwoorden zal met datgene waarom we verzoeken.

‘Ik rust in God.’ Deze gedachte zal jou de rust en kalmte, vrede en stilheid, en de veiligheid en het geluk brengen die je zoekt. ‘Ik rust in God.’ Deze gedachte heeft de kracht de sluimerende waarheid in jou te wekken, wier visie voorbij verschijningsvormen ziet naar diezelfde waarheid in alles en iedereen. Dit is het eind van lijden voor heel de wereld en voor iedereen die ooit gekomen is en nog komen zal om hier een tijdje te verwijlen. Dit is de gedachte waarin Gods Zoon opnieuw geboren wordt, om zo zichzelf te herkennen.

‘Ik rust in God.’ Volkomen onversaagd zal deze gedachte jou door storm en strijd heendragen, voorbij ellende en pijn, voorbij verlies en dood, tot aan de zekerheid van God. Er is geen lijden dat ze niet genezen kan. Er is geen probleem dat ze niet kan oplossen. En er is geen verschijningsvorm die niet in waarheid zal verkeren voor de ogen van jou die rust in God.

Dit is de dag van vrede. Jij rust in God, en terwijl de wereld wordt verscheurd door stormen van haat, blijft jouw rust volkomen onverstoord. De rust van de waarheid is de jouwe. De schijn der dingen kan zich niet meer aan je opdringen. Je roept allen op zich bij jou aan te sluiten in jouw rust, en ze zullen horen en tot je komen, omdat jij rust in God. Ze zullen geen andere stem horen dan de jouwe, omdat jij jouw stem aan God gegeven hebt, en nu rust je in Hem en laat Hem door jou spreken.

In Hem ken je geen kommer en geen zorgen, geen lasten, geen onrust en geen pijn, geen angst voor de toekomst en geen spijt om het verleden. In tijdloosheid rust je, terwijl de tijd voorbijgaat zonder zijn stempel op jou te drukken, want jouw rust kan nooit veranderen, op geen enkele manier. Jij rust vandaag. En wanneer jij je ogen sluit, verzink je in de stilheid. Laat door deze perioden van rust en verademing je denkgeest worden gerustgesteld dat al zijn uitzinnige fantasieën slechts koortsdromen waren die voorbij zijn. Laat hij stil zijn en dankbaar zijn genezing aanvaarden. Geen angstige dromen zullen er meer komen, nu jij rust in God. Neem tijd vandaag om uit dromen weg te glijden naar vrede toe.

Elk uur dat jij je rust neemt vandaag, wordt iemands vermoeide denkgeest plotseling verblijd, breekt een vogel met gebroken vleugels in zingen uit, en gaat een beek die lang heeft drooggestaan weer stromen. De wereld wordt opnieuw geboren iedere keer wanneer jij rust en je elk uur herinnert dat je gekomen bent om de vrede van God in de wereld te brengen, opdat die, samen met jou, tot rust mag komen.

Met elke vijf minuten dat jij rust vandaag, is de wereld dichter bij ontwaken. En het tijdstip, dat rust het enige is wat er zal zijn, nadert voor alle uitgeputte en vermoeide denkgeesten, te moe nu om hun weg alleen te gaan. En ze zullen horen dat de vogel begint te zingen en zien dat de beek opnieuw begint te stromen, met herboren hoop en hernieuwde energie om lichtvoetig de weg te kunnen bewandelen die al gaande plotseling gemakkelijk blijkt.

Jij rust in de vrede van God vandaag en roept je broeders op vanuit jouw rust om hen te leiden naar hun rust, tezamen met jou. Je zult getrouw aan je opdracht zijn vandaag, niemand vergetend, iedereen binnenhalend in de grenzeloze cirkel van jouw vrede, het gewijde heiligdom waarin jij rust. Open de tempeldeuren en laat hen komen, van over heel de wereld en ook van heel nabij; je verre broeders en je naaste vrienden; vraag hen allen hier naar binnen om te rusten met jou.

Je rust in de vrede van God vandaag, kalm en onbevreesd. Elke broeder komt nu zijn rust vinden en biedt jou die aan. We rusten samen hier, want zo wordt onze rust compleet gemaakt, en wat wij vandaag geven, ontvingen we reeds. Tijd is niet de behoeder van wat we geven vandaag. We geven aan ongeborenen en aan hen die zijn heengegaan, aan elke Ge dachte van God, en aan de Denkgeest waarin deze Gedachten werden geboren en waarin ze rusten. En we herinneren hen aan hun rustplaats iedere keer als we onszelf vertellen: ‘Ik rust in God.’