Les 154

Ik ben een van de dienaren van God.

Laat ons vandaag noch arrogant, noch vals bescheiden zijn. We hebben dergelijke dwaasheid achter ons gelaten. We kunnen onszelf niet beoordelen, en hoeven dat ook niet. Dat zijn maar pogingen om een beslissing uit de weg te gaan, en een verbintenis met onze functie uit te stellen. Het is niet aan ons om onze waarde te beoordelen, noch kunnen we weten welke rol voor ons het beste is, of wat wij kunnen doen binnen een groter plan dat we niet in zijn totaliteit kunnen overzien. Onze rol werd ons in de Hemel toegemeten, niet in de hel. En wat in onze ogen zwakte is, kan kracht zijn; wat wij als onze kracht beschouwen, is vaak arrogantie.

Wat ook de jou toegewezen rol mag zijn, ze werd gekozen door de Stem namens God, wiens functie het is ook namens jou te spreken. Terwijl Hij jouw kwaliteiten precies ziet zoals ze zijn, en zich evenzeer bewust is waar, waarvoor, op wie en wanneer ze het best kunnen worden toegepast, kiest en aanvaardt Hij jouw rol voor jou. Hij werkt niet zonder jouw eigen instemming. Maar Hij laat zich niet misleiden in wat jij bent, en luistert alleen naar Zijn Stem in jou.

Door Zijn vermogen één Stem te horen, en wel de Zijne, ga jij uiteindelijk beseffen dat er één Stem in jou is. En die ene Stem stelt jouw functie vast en geeft die aan jou door, en verleent je de kracht die te begrijpen, te doen wat nodig is, en te slagen in alles wat je doet dat ermee samenhangt. God heeft Zich hierin met Zijn Zoon verenigd, en zo wordt Zijn Zoon Zijn boodschapper van eenheid met Hem.

Het is deze vereniging van Vader en Zoon, tot stand gebracht via de Stem namens God, die de verlossing apart zet van de wereld. Het is deze Stem die van wetten spreekt waaraan de wereld niet gehoorzaamt, die verlossing van alle zonde belooft, met afschaffing van alle schuld in de denkgeest die God zondeloos geschapen heeft. Nu wordt deze denkgeest zich weer bewust van Wie hem geschapen heeft, en van Zijn duurzaam verbond met zichzelf. Zo is zijn Zelf de enige werkelijkheid waarin zijn wil en die van God verenigd zijn.

Een boodschapper is niet degene die de boodschap schrijft die hij bezorgt. Noch trekt hij het recht in twijfel van wie dat wel doet, of vraagt hij waarom deze juist hen gekozen heeft om de boodschap te ontvangen die hij brengt. Het is voldoende dat hij haar in ontvangst neemt, haar aan diegenen geeft voor wie ze is bestemd, en zijn rol op zich neemt in de bezorging ervan. Als hij bepaalt wat de boodschappen moeten zijn, of wat hun doel is, of waarheen ze moeten worden gebracht, dan verzuimt hij zijn juiste rol te spelen als brenger van het Woord.

Er is één belangrijk verschil in de rol van de boodschappers van de Hemel, dat hen onderscheidt van die welke de wereld aanstelt. De boodschappen die zij bezorgen zijn eerst voor hen bestemd. Pas wanneer zij die voor zichzelf kunnen aanvaarden, zijn ze in staat ze verder te dragen, en ze overal te geven waar ze waren bedoeld. Net als aardse boodschappers hebben zij de boodschappen die ze brengen niet zelf geschreven, maar zij worden in de meest ware zin de eerste ontvangers ervan, die ontvangen ter voorbereiding om te geven.

Een aardse boodschapper vervult zijn rol door al zijn boodschappen weg te geven. De boodschappers van God voeren hun taak uit door Zijn boodschappen aan te nemen als zijnde voor zichzelf, en ze tonen dat ze de boodschappen begrijpen door deze weg te geven. Ze kiezen geen rollen die hun niet op Zijn gezag gegeven zijn. En zo winnen ze bij elke boodschap die ze weggeven.

Wil jij Gods boodschappen ontvangen? Want zo word jij Zijn boodschapper. Je bent nu aangesteld. En toch wacht je ermee de boodschappen te geven die jij ontvangen hebt. En bijgevolg weet jij niet dat ze van jou zijn, en herken je ze niet. Niemand kan ontvangen en begrijpen dat hij ontvangen heeft, totdat hij geeft. Want in het geven ligt zijn eigen aanvaarding van wat hij heeft ontvangen.

Jij die nu Gods boodschapper bent, ontvang Zijn boodschappen. Want dat maakt deel uit van de jou toegewezen rol. God heeft niet nagelaten jou te geven wat je nodig hebt, noch is het onaanvaard gebleven. Toch moet nog een ander deel van de jou toegewezen taak worden volbracht. Hij die de boodschappen van God voor jou ontvangen heeft, zou graag zien dat ze ook door jou ontvangen werden. Want zo vereenzelvig jij je met Hem en maak je aanspraak op wat van jou is.

Het inzien van deze verbinding is wat we vandaag op ons nemen. We streven er niet naar onze denkgeest afgescheiden te houden van Hem die voor ons spreekt, want we horen niets dan onze eigen stem, als wij aandachtig luisteren naar Hem. Hij alleen kan tot ons en voor ons spreken, omdat Hij in één Stem het krijgen en het geven van Gods Woord, het geven en ontvangen van Zijn Wil verenigt.

We oefenen erin Hem te geven wat Hij graag wil, opdat wij Zijn gaven aan ons mogen herkennen. Hij heeft onze stem nodig, opdat Hij via ons kan spreken. Hij heeft onze handen nodig, om Zijn boodschappen vast te houden en ze naar hen te brengen die Hij aanwijst. Hij heeft onze voeten nodig, om ons te brengen waar Hij wil, opdat zij die wachten in ellende eindelijk mogen worden bevrijd. En Hij heeft onze wil nodig, verenigd met de Zijne, opdat we de ware ontvangers mogen zijn van de gaven die Hij schenkt.

Laten we vandaag niets anders leren dan deze les: we zullen pas inzien wat we ontvangen als we het hebben gegeven. Je hebt dit al honderd keer en op honderd manieren horen zeggen, en toch ontbreekt het jou nog steeds aan geloof. Maar dit staat vast: tot jij er geloof aan hecht, zul je duizend en nog eens duizend wonderen ontvangen, maar niet weten dat God Zelf, buiten wat jij al hebt, geen enkele gave achterwege gelaten heeft, noch de geringste zegen aan Zijn Zoon heeft ontzegd. Wat kan dit voor jou betekenen zolang jij je niet met Hem en het Zijne vereenzelvigd hebt?

Onze les voor vandaag luidt als volgt:

Ik ben een van de dienaren van God, en ik ben dankbaar dat ik het middel bezit om in te zien dat ik vrij ben.

De wereld wijkt terug als we onze denkgeest doen oplichten en beseffen dat deze heilige woorden waar zijn. Ze vormen de boodschap die ons vandaag vanwege onze Schepper wordt gezonden. Nu demonstreren we hoe ze onze gedachten over onszelf en wat onze functie is, hebben veranderd. Want wanneer we bewijzen dat we geen wil aanvaarden die we niet delen, zullen de vele gaven die wij van onze Schepper krijgen ons in het oog springen en in onze handen vallen, en zullen we inzien wat we ontvangen hebben.